24637 |
ondereinde van de stam |
vot:
vot (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
ondergood (Q101p Valkenburg),
onderwas:
onderwesch (Q101p Valkenburg)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫndǝrhām (Q101p Valkenburg)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
aan het onderhandelen zijn:
aan ’t onderhandele zin (Q101p Valkenburg)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21351 |
onderhands |
onderhands:
onderhans (Q101p Valkenburg)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
ein sjoàn humme (Q101p Valkenburg),
ein zuver humme (Q101p Valkenburg),
humme (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
Osaks. hamo kleed; vgl. haam lichaam.
humme (Q101p Valkenburg),
hemdje:
hummeke (Q101p Valkenburg),
lijfje:
liefke (Q101p Valkenburg)
|
hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
onderrok (Q101p Valkenburg)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23417 |
onderkerk |
kerkenkelder:
kèrrekekelder (Q101p Valkenburg)
|
De ruimte, de kelder onder de gehele kerk [onderkerk?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
høͅi̯pəl (Q101p Valkenburg)
|
peluw [SGV (1914)]
III-2-1
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
onderlup (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|