25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
halfje:
niet afgeleid van half, doch van mndl. haven, pot.
hèjfke (Q101p Valkenburg)
|
halfje, halve oude kan of pint
III-4-4
|
20060 |
pioen |
pinksterroos:
of....
pinksterroi`s (Q101p Valkenburg),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pinksteroois (Q101p Valkenburg),
pioen:
-
pioen (Q101p Valkenburg),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (Q101p Valkenburg),
stokroos:
-
stokroas (Q101p Valkenburg),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
sjtokroois (Q101p Valkenburg)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
stekelvarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
stekelverken (Q101p Valkenburg),
wild varken:
wild vèrke (Q101p Valkenburg),
wilt verke (Q101p Valkenburg),
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wild verke (Q101p Valkenburg),
wild vèrke (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kèèn (Q101p Valkenburg),
koren:
koarn (Q101p Valkenburg),
kóón (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
koren (mv.):
meerv.
kēūn (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
steen:
sjtein (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
koren:
kaon (Q101p Valkenburg),
kōn (Q101p Valkenburg)
|
[RND 08]
I-7
|
24968 |
plaats, ruimte |
plaats:
plaatsj (Q101p Valkenburg)
|
plaats [SGV (1914)]
III-4-4
|
19470 |
plafond |
plafond:
plafǫŋ (Q101p Valkenburg),
plǝfoŋ (Q101p Valkenburg),
plǝfǫn (Q101p Valkenburg),
plǝfǫŋ (Q101p Valkenburg),
zolder:
zøldǝr (Q101p Valkenburg),
zø̜ldǝr (Q101p Valkenburg),
zoldering:
zø̜ldǝreŋ (Q101p Valkenburg)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
22734 |
plankmis |
poedel:
poeddel (Q101p Valkenburg)
|
Fout, onhandigheid; misworp bij het kegelspel.
III-3-2
|
24627 |
plantenstek |
stek:
sjtek (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17912 |
plassen (met water) |
knoeien:
knoije (Q101p Valkenburg),
platsen:
platsje (Q101p Valkenburg)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|