e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rongen klamstekken: klamstɛkǝn (Valkenburg), rongen: roŋǝ (Valkenburg), ronnen: rǫnǝ (Valkenburg), (enkelv)  rǫn (Valkenburg), tromp: (enkelv)  tromp (Valkenburg), trompselstek: trømpsǝlštɛk (Valkenburg) Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a] I-13
rongogen rongogen: roŋǫu̯gǝ (Valkenburg) Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr] I-13
roodbont paard koepaard: kōpē̜rt (Valkenburg) Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g] I-9
roodborstje roderborstje: rŏderbursjke (Valkenburg) roodborst (14 bekend genoeg vanwege de rode borst [N 09 (1961)] III-4-1
roodborsttapuit tapuit: tappuut (Valkenburg), tapūūt (Valkenburg), wijntapje: wientépke (Valkenburg) roodborsttapuit || roodborsttapuit (12,5 rode borst; zomervogel; overal op het veld waar het wat ruig is; zit meestal op paaltje of draad; verborgen nest in greppel; roep [fiet-krt-krt] [N 09 (1961)] III-4-1
roodvonk roodvonk: roatvonk (Valkenburg) Roodvonk: epidemische, zeer besmettelijke ziekte waarbij het lichaam overdekt wordt met rode vlekken (roodjong, plan, St. Antonisvuur). [N 84 (1981)] III-1-2
roof(je) (korst op een wonde) korst(je): keurske (Valkenburg), roof(je): rouf (Valkenburg), röfke (Valkenburg), schurft: schürf (Valkenburg), sjurref (Valkenburg), sjörref (Valkenburg) Een roofje (korstje) op een wond. [DC 14 (1946)] || roof, korst [SGV (1914)] III-1-2
roofvogel, algemeen stootvogel: sjtoatvogel (Valkenburg) een roofvogel (klamper) [N 83 (1981)] III-4-1
rooien met de ploeg uitdoen met de ploeg: [uitdoen] mɛt dǝ plōx (Valkenburg) Rooien met een werktuig dat door een paard of een trekker getrokken wordt. Vergelijk de opmerking van J.Goossens bij zijn enquête-materiaal: "Tegenwoordig rooit men ook aardappelen met de ploeg. Dit is niet zo moeilijk omdat de aardappelen in ɛbalkenɛ groeien nadat ze aangeaard zijn. Voor de fonetische documentatie van uitdoen, zie het lemma Rooien, Algemeen. [N 12, 17; JG 1a; monogr.; add. uit N 12, 18] I-5
rooien met de schop of de riek, uitsteken steken: štēkǝ (Valkenburg) Aardappelen uit de grond halen met handgereedschap: met de riek of de schop, met de vork of de haak. Vergelijk ook de volkskundige kaart 21 over het gebruik van gereedschap om te rooien. De riek (zie de lemmaɛs Aardappelriek en Riek Om Te Rooien) is wel het meest gebruikte gereedschap om te rooien. Daarmee wordt dan in één beweging geschud en het kruid of loof dat na het schudden aan de riek blijft hangen opzij gelegd. Als men met de schop rooit wordt de hele kluit uit de grond gehaald en later geschud. Ook hier zijn alleen de opgaven opgenomen voor zover deze afwijkend zijn van de opgave voor "rooien, algemeen". Voor uitweiden vergelijk geweide, gewei "ingewand" en du. weiden "ingewanden weghalen bij een geslacht dier". Voor de fonetische documentatie van uitdoen, zie het lemma Rooien, Algemeen. [JG 1a, 1b, 1c; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d3; Lu 1, 17d3] I-5