e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaan houwen: bond ɛn blaouw gəhaouwə (Valkenburg), hauwe (Valkenburg), houw dich um `n oire (Valkenburg), houw dich um dien ooren (Valkenburg), houwe (Valkenburg), houwen (Valkenburg), slaan: chlaon (Valkenburg), schlaon dig um dien oire (Valkenburg), sjloan (Valkenburg) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
slaap slaap: sjlaop (Valkenburg) Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)] III-1-2
slaapbol maankop: moan-kop (Valkenburg) Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)] III-4-3
slaapkamer slaapkamer: šlōͅpkāmər (Valkenburg) slaapkamer III-2-1
slaapmuts slaapmuts: schloapmŭtsch (Valkenburg) slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)] III-1-3
slabbetje, spuugdoekje slabberlapje: schlabberlepke (Valkenburg), zeverlapje: zeiverlepke (Valkenburg) slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-2-2
slachten slachten: šlaxtǝ (Valkenburg) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag houw: hui (Valkenburg, ... ), paai: pàj (Valkenburg), slag: schlaag (Valkenburg), schlag (Valkenburg), sjlaag (Valkenburg, ... ), sjlāāg (Valkenburg), sjlêg (Valkenburg), veeg: vèèg (Valkenburg), wats: watsj (Valkenburg, ... ) Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || Slag, klap: een slaande beweging met het doel om te treffen (gleer, smijt, klets, wiks, batter, bats, veeg, ketter, maai). [N 84 (1981)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slaghout degen: dē.x (Valkenburg), slaghout: šlāxhǫu̯t (Valkenburg) Het losse houten, soms draaibare balkje onder de slagkar dat dient om de bak vast te zetten en te voorkomen dat hij onverwacht kipt. Dit balkje moet weggenomen of -gedraaid worden eer men de bak kan doen kippen. Er zijn verschillende soorten vergrendelingen: 1. een balkje dat onder de berries door wordt geschoven in twee krammen die onderaan in de draagbomen van de kar zijn bevestigd; 2. een balkje dat in het midden doorboord is en onderaan in het midden van een van de voorste scheien van de karbak vastgemaakt is. Het kan onder de bak gedraaid worden en vastgezet in de twee haken onderaan de draagbomen van de bak; 3. het balkje kan ook boven de berries en de draagbomen op de schoot van de kar aangebracht worden. [N 17, 20; N G, 56f] I-13
slagschei schei: (mv)  šęi̯ǝ (Valkenburg), slagschei: šlāxšęi̯ (Valkenburg) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13