e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slak karakol: #NAME?  kerkól (Valkenburg), slak: schlak (Valkenburg), schläk (Valkenburg), sjlek (Valkenburg, ... ) slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakkenhuis huisje: hüske (Valkenburg), slakkenhuis: schlakkenhoes (Valkenburg), slakkenhuisje: sjlekkenhuuske (Valkenburg), sjlekkenuuske (Valkenburg) slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slang slang: sjlang (Valkenburg) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slangen schlauchen: šlawxǝ (Valkenburg) Jong bier naar de legerruimte overbrengen. [N 35, 79; monogr.] II-2
slangetje slangetje: schlengkes (Valkenburg) Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)] III-2-3
slank slank: sjlank (Valkenburg), smal: sjmāāl (Valkenburg) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] III-1-1
slaperig slaperig: sjlaoperich (Valkenburg) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe koffie loerie: loerie (Valkenburg), sladder: Eigen phonetische  schladdər (Valkenburg) Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed loesjhoed: loeschhood (Valkenburg) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht gesneden hengst klophengst: klǫpheŋs (Valkenburg) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9