e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaatdoek potdoek: schôtelplak waarmee men wast  potdook (Valkenburg), schotelplag: schotelplak (Valkenburg), schotelsplag: šōtəlsplak (Valkenburg), de doek waarmee wordt afgewassen  sjotelsplak (Valkenburg) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen (de/een) naald(e) invamen: dǝ nǫalt envē̜mǝ (Valkenburg), dǝ nǭlt envē̜mǝ (Valkenburg), (de/een) naald(e) vamen: dǝ nǭlt vāmǝ (Valkenburg), invamen: envēmǝ (Valkenburg), envē̜mǝ (Valkenburg), vamen: vē̜mǝ (Valkenburg) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader pa: pa (Valkenburg, ... ), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening; benaming werd vroeger bij de boeren gebruikt  ba (Valkenburg), vgl. de opgave "auba"(trefwoord "opa") bij vraag 014  ba (Valkenburg), pap: mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  pap (Valkenburg), papa: cf. VD s.v. "pappa  pappa (Valkenburg), vader: vader (Valkenburg, ... ), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  vadər (Valkenburg) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2
vagevuur vagevuur: t vagevuur (Valkenburg), vagevuur (Valkenburg) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)] III-3-3
vagina, geslachtsorgaan van de merrie kling: kleŋ (Valkenburg) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vakwerkbouw vakwerk: vakwęrǝk (Valkenburg) Bouwwijze die zich kenmerkt door het feit dat het muurwerk ervan is samengesteld uit een geraamte van staande, liggende en soms ook diagonaal lopende houten balken. Zie ook afb. 46. Bij de vakwerkbouw ging men als volgt te werk. Rechtop in de grond plaatste men ruw behakte, houten balken langs de hele omtrek van het te bouwen huis. Daar tussenin spande men regels, horizontaal lopende balken. Tussen deze regels werd een vlechtwerk van latten en twijgen bevestigd. Hierover smeerde men vervolgens een laag leem waardoor koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens- of mensenhaar was gemengd. Nadat deze eerste leemlaag was gedroogd, werd meestal nog een tweede laag aangebracht, die glad werd afgewerkt. Wanneer ook deze laag droog was, werd het geheel met kalk gewit. In plaats van een vlechtwerk werd ook wel metselwerk tussen de balken aangebracht. De balken werden in een aantal plaatsen zwart geverfd. In Q 208 noemde men dit: 'zwarten' ('šw'tsǝ'). Het onderste gedeelte van de muren, in Q 121 'sokkel' ('zǫkǝl') genoemd, werd met teer zwart gemaakt. Sommige invullers (bijvoorbeeld uit Q 20 en Q 113) vermelden ook het gebruik van een natuur- of bakstenen fundament waarop het raamwerk werd geplaatst. In Q 20 werd zo'n gemetselde fundering met de term 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') en in Q 196 en Q 196a met 'gescheut' ('gǝšø̄j') aangeduid. Volgens Lochtman (pag. 28) was het nadeel van dit soort behuizingen dat er zich vaak wandluizen in de leem nestelden. In Q 121 werden dergelijke huizen dan ook geringschattend 'wantsenboeden' ('wantsǝbūdǝ') genoemd. [N 31, 45a; N 4A, 52f; monogr.; Vld] II-9
valdeur aan duiventil dreng: dreng (Valkenburg) 2. Traliedeurtje aan een duivenslag. III-3-2
valgordijn, rolgordijn rol: rol (Valkenburg), store (fr.): sjtoar (Valkenburg) valgordijn [SGV (1914)] III-2-1
valhoedje valhoedje: valheutsche (Valkenburg) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vallen vallen: valle (Valkenburg) vallen [SGV (1914)] III-1-2