18434 |
winkelhaak |
vijf:
vief (Q101p Valkenburg),
vīf (Q101p Valkenburg),
winkelhaak:
weŋkelhǭk (Q101p Valkenburg),
winkelhaok (Q101p Valkenburg),
winkelhoak (Q101p Valkenburg)
|
Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || scheur in den vorm eener romeinschen V || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, III-1-3
|
22770 |
winnen |
winnen:
winnə (Q101p Valkenburg)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
winterkleier (Q101p Valkenburg)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keuningske (Q101p Valkenburg),
keuninkske (Q101p Valkenburg),
keuninkskë (Q101p Valkenburg),
winterkoninkje:
winterkeuninkske (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] || winterkoning || winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
kroten:
krōtǝ (Q101p Valkenburg),
moren:
mōrǝ (Q101p Valkenburg),
poten:
pǭtǝ (Q101p Valkenburg),
wortelen:
wortǝlǝ (Q101p Valkenburg)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22373 |
wip |
haspel:
haspǝl (Q101p Valkenburg)
|
Veerkrachtige lat tegen de zolder die met de karnstok verbonden is. De wip dient om het karnen te vergemakkelijken. [N 12, 52, 53 en 54; A 7, 20]
I-11
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wiepnaas (Q101p Valkenburg),
wipnaas (Q101p Valkenburg),
wīpnaas (Q101p Valkenburg)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19306 |
wispelturig |
wispelturig:
wispelturig (Q101p Valkenburg)
|
wispelturig [SGV (1914)]
III-1-4
|
33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brɛ̄kǝ (Q101p Valkenburg),
wisselen:
wesǝlǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
23582 |
wisselende misgezangen |
wisselende gezangen:
wiesselende gezange (Q101p Valkenburg)
|
De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|