e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kool kabots: kabuiskool  kaboetsch (Valkenburg), kabuits: kaboetsch (Valkenburg), kappes: kappes (Valkenburg), kappesmoes: kappesmoos (Valkenburg), kabuiskool  kappesmoos (Valkenburg), wit moes: wiet moos (Valkenburg) kabuiskool || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkerstaartje: akkersjtertsje (Valkenburg), langstaartje: laanksjtertsje (Valkenburg), lanksjtertsje (Valkenburg) kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte muts met sierkrans en afhangende linten pofmuts: poefmutsch (Valkenburg) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte vlekken vreemd haar: vrē̜mp hǭr (Valkenburg), wild haar: welt hǭr (Valkenburg) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
witte waterkers kaars: (fr. cresson)  kaarsch (Valkenburg), kers: kārš (Valkenburg) Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || waterkers I-5, III-4-3
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Valkenburg) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
wittebrood mik: mik (Valkenburg), oorspronkelijk klein roggebrood  mik (Valkenburg), spinnenweg: schpinnewèk (Valkenburg), weg: wèk (Valkenburg), Eigen phonetische Wik = wittebrood.  wik (Valkenburg), Wèk: een wittebrood  wèk (Valkenburg) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || melkbrood || witbrood || wittebrood [SGV (1914)] || wittebrood ter uitdeling III-2-3
witten witten: wetǝ (Valkenburg) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede giftig: giftich (Valkenburg) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woelen ranselen: raansjele (Valkenburg) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2