e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deurkruk, deurklink klink: kleŋk (Valkenburg) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
diarree afgang: aafgank (Valkenburg), dunne, de -: dunne (Valkenburg) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] III-1-2
dief dief: deef (Valkenburg, ... ) dief [DC 11 (1942)], [SGV (1914)] III-3-1
dienblad plateel: plətīal (Valkenburg), tablet: tablet (Valkenburg), tableͅt (Valkenburg) dienblad [DC 27 (1955)] || presenteerblad III-2-1
dienst dienst: deens (Valkenburg) dienst [SGV (1914)] III-1-4
dienst van goede vrijdag houten mis: houte mès (Valkenburg) De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
diep diep: dēp (Valkenburg) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dier, beest beest: biès (Valkenburg), dier: deer (Valkenburg), prij: prie (Valkenburg) beest || dier [SGV (1914)] III-4-2
dij bats: bats (Valkenburg), batse (Valkenburg), bovenbeen: bovebein (Valkenburg), dij: die (Valkenburg), diee (Valkenburg), diej (Valkenburg), dik van het been: diek van het bein (Valkenburg) dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || dijen [SGV (1914)] III-1-1
dik worden stijven: sjtīēvə (Valkenburg) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3