id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17887 | een kuil graven | een kuil graven: kōēl grāve (Valkenburg) | kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
19216 | een lelijk gezicht trekken | (een) snuits trekken: schoetsch trekke (Valkenburg), een nutte snuits trekken: en nutte schnoets trekke (Valkenburg), grimassen: grimasjen (Valkenburg), muilen snijden: moele sjnieje (Valkenburg) | grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4 |
30090 | een muur opmetselen | optrekken: ǫptrękǝ (Valkenburg) | Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.] II-9 |
30077 | een muur uitloden | een muur loden: ǝn mūr lø̄ǝ (Valkenburg) | De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b] II-9 |
30162 | een muur voegen | voegen: vōgǝ (Valkenburg) | De voegen tussen metselstenen met voegmortel opvullen. Voegwerk wordt doorgaans na het metselwerk uitgevoerd. De voegen worden daartoe met behulp van de voegkrabber ter diepte van 1,5 √† 2 cm uitgekrabd waarna de mortel vanaf een plankje door middel van een voegspijker in de voeg wordt gebracht. Voor de lintvoegen gebruikt men een lange voegspijker, voor de stootvoegen een korte. [N 32, 32; monogr.] II-9 |
30085 | een muur waterpassen | waterpassen: wātǝrpasǝ (Valkenburg) | De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.] II-9 |
33893 | een naar boven schelend oog | glazen oog: glāzǝn ǫu̯x (Valkenburg) | [N 8, 90v] I-9 |
18273 | een paar schoenen | een paar schoenen: e paar schoon (Valkenburg), e paar schön (Valkenburg) | schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3 |
18337 | een paar sokken | sokken: zökke (Valkenburg) | kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3 |
17875 | een pak slaag geven | pezelen: piezele (Valkenburg), watsen: watsje (Valkenburg), zwens geven: zjwens geve (Valkenburg) | pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] III-1-2 |