19329 |
eigenwijs |
eigenwijs:
eigewies (Q101p Valkenburg)
|
eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
24478 |
eik |
eik:
ɛi̯k (Q101p Valkenburg),
-
eik (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
eikenboom:
-
eikebaum (Q101p Valkenburg),
ë is in het Nederlandse de
eikëboum (Q101p Valkenburg),
elseik:
een eikensoort die het loof gedurende de winter behoudt
ilseik (Ì) (Q101p Valkenburg),
leseik:
quercus sessiliflora
leseik (Q101p Valkenburg)
|
een eikensoort die het loof gedurende de winter behoudt || eik [DC 04 (1936)], [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ɛi̯kəls (Q101p Valkenburg),
-
eikele (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
ë is in het Nederlandse de
eikëlë (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
32734 |
eindvoor in het midden |
vaneenslag:
vanęi̯nšlāx (Q101p Valkenburg)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
24142 |
ekster |
ekster:
ekster (Q101p Valkenburg),
èèkster (Q101p Valkenburg),
êkster (Q101p Valkenburg),
ester:
êster (Q101p Valkenburg),
hannetje:
hannëkë (Q101p Valkenburg)
|
ekster [SGV (1914)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
éksteroug (Q101p Valkenburg),
êksteroug (Q101p Valkenburg)
|
likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elǝstik (Q101p Valkenburg)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
èilent (Q101p Valkenburg),
miserie:
miserie (Q101p Valkenburg)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24504 |
els |
zuil:
zyl (Q101p Valkenburg)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
emmer:
ummer (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
ümmer (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
tob:
tob (Q101p Valkenburg),
meervoud tobbe
tob (Q101p Valkenburg)
|
emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)]
III-2-1
|