29109 |
innemen |
innemen:
ennø̜mǝ (Q101p Valkenburg)
|
Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW]
II-7
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
inschudde (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
schudden:
schudde (Q101p Valkenburg)
|
drank schenken || ingieten || inschenken
III-2-3
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
inschloon (Q101p Valkenburg)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
intochtsliedje:
intochsleedsje (Q101p Valkenburg)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22328 |
inzet bij het spel |
mise (fr.):
Fr. mise.
mies (Q101p Valkenburg),
zaad:
zaod (Q101p Valkenburg)
|
2. Inzet bij het spel. || Inzet.
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
insteken:
inschtèèke (Q101p Valkenburg),
pekelen:
paekele (Q101p Valkenburg),
zouten:
zawte (Q101p Valkenburg)
|
inzouten van boter voor winterprovicie || Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
iris:
iris (Q101p Valkenburg)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
jaordeens (Q101p Valkenburg)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (Q101p Valkenburg)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|