22377 |
kleppers |
klippeklappen:
Onomatopée.
klippeklap (Q101p Valkenburg)
|
Houtenklep ter vervanging van kerkschel en klok in de Goede Week.
III-3-2
|
21353 |
kletsen |
baren binden:
Een gebarsten baar moest naar den barebinger (pottenbinder) gebracht worden, die er houten hoepeltjes omlegde; men bleef op het onmisbaar huisraad wachten tot het gebonden was, zoodat het een langdurige en spraakrijke boodschap werd.
bare binge (Q101p Valkenburg),
vgl. Valkenburg Wb. (pag. 19): bare binge, langdurig te samen staan praten. Een gebarsten baar moest naar den barebinger (pottenbinder) gebracht worden, die er houten hoepeltjes omlegde; men bleef op het onmisbaar huisraad wachten tot het gebonden was, zoodat het een langdurige en spraakrijke boodschap werd.
bare binge (Q101p Valkenburg),
kletsen:
Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.
kletse (Q101p Valkenburg)
|
Langdurig te samen staan praten. || praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21371 |
kletsen [snateren] |
snateren:
sjnatere (Q101p Valkenburg)
|
snateren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21405 |
kletsen [zeveren] |
zeveren:
zeivere (Q101p Valkenburg)
|
zeveren [SGV (1914)]
III-3-1
|
21408 |
kletsen [zwetsen] |
baren binden:
bare binge (Q101p Valkenburg),
muilen:
Van Dale: muilen, (gew.) morren, pruilen.
moele (Q101p Valkenburg),
zwetsen:
Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.
zjwetse (Q101p Valkenburg)
|
zwetsen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
katsool:
katšoi̯l (Q101p Valkenburg)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
blets:
bletsj (Q101p Valkenburg),
klappei:
klappej (Q101p Valkenburg),
viswijf:
vösjwīēf (Q101p Valkenburg)
|
een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || klappei [SGV (1914)]
III-3-1
|
29825 |
klezoor |
klezoor:
klatšwāl (Q101p Valkenburg),
kwartje:
kwē̜̜rtšǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het vierde deel van een metselsteen. Een klezoor kan door de metselaar worden gemaakt door met de troffel een deel van een metselsteen af te slaan. Daarnaast worden klezoren ook in het juiste formaat door steenfabrieken vervaardigd. Ze dienen tot het verkrijgen van een deugdelijk metselverband. [N 31, 19c; monogr.]
II-8
|
31703 |
kliefbijl |
kliefijzer:
klēf˱īzǝr (Q101p Valkenburg)
|
In het algemeen een werktuig waarmee hout wordt gekliefd. De kliefbijl kan verschillende uitvoeringen hebben. Soms heeft ze de vorm van een soort mes met handvat en ze is dan ongeveer 30 cm lang. In andere gevallen bestaat ze uit een lang blad met haaks daarop een houten steel. Zie ook afb. 3. Bij beide uitvoeringen hoort een grote houten hamer waarmee tijdens het klieven op de bijl wordt geslagen. De kliefbijl wordt door de wagenmaker gebruikt om spaken uit boomstammen te klieven. Zie verder ook het lemma ɛkliefmesɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N 50, 15b; N 53, 84a; N 75, 133a-b; N 75, 133e; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
31704 |
kliefhamer |
rijthamer:
rīthāmǝr (Q101p Valkenburg)
|
De zware, houten hamer met lange steel die samen met de kliefbijl wordt gebruikt om hout te klieven. De kop van de hamer is volgens de respondent uit Eygelshoven (Q 119) versterkt met ijzeren banden (īzǝrǝ bɛŋ). De kliefhamer wordt onder meer gebruikt door de timmerman, de wagenmaker, de klompenmaker en de kuiper. Zie ook afb. 4.' [N E, 8a; N G, 40c; N 53, 128; N 75, 133c; A 29a, 1; monogr.]
II-12
|