30070 |
koppenverdeellat |
maatlat:
mǭtlat (Q101p Valkenburg)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder één steenkop plus één stootvoeg lang zijn. Zie ook afb. 28. [N 31, 8b; monogr.; div.]
II-9
|
19325 |
koppig |
koppig:
köppig (Q101p Valkenburg),
kops:
kupsch (Q101p Valkenburg),
köpsj (Q101p Valkenburg),
kø̜pš (Q101p Valkenburg),
verwrongen:
cf. WNT XX-2, kol 2149-2150 s.v. "verwrongen"4. (Gewest.) koppig, onhandelbaar, weerbarstig; cf. Schuermans p. 804, s.v. "vervringen"voor "verwringen
vervrongen (Q101p Valkenburg),
wars:
wē̜rš (Q101p Valkenburg)
|
[JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [SGV (1914)] || koppig, weerbarstig || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)]
I-9, III-1-4
|
24351 |
kopvoorn |
maan:
vD: hesseling: kopvoorn
maon (Q101p Valkenburg)
|
meun, hesseling
III-4-2
|
33964 |
kordeel, hotlijn |
toom:
tǭm (Q101p Valkenburg)
|
Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32]
I-10
|
20109 |
korenbloem |
korenbloem:
kōrǝblōm (Q101p Valkenburg),
kǭrǝblōm (Q101p Valkenburg),
-
koareblom (Q101p Valkenburg),
korenbloom (Q101p Valkenburg)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
33092 |
korenmijt zetten |
maken:
mākǝ (Q101p Valkenburg),
mijten:
mītǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernol:
kònkernolle (Q101p Valkenburg),
cornus sanguinea
konkernul (Q101p Valkenburg)
|
kornoelje [SGV (1914)] || kornoelje, kornel
III-4-3
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
korschet (Q101p Valkenburg)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
koors (Q101p Valkenburg),
oude korst:
verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.
auw koorsch (Q101p Valkenburg),
verse korst:
verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.
veersche koorsch (Q101p Valkenburg)
|
eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] || Kent uw dialect het woord broodkant? Hoe is de uitspraak en welke de betekenis? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18361 |
kort onderrokje |
piszieltje:
pîszièèlke (Q101p Valkenburg)
|
vrouwenonderrokje
III-1-3
|