e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken lijmteken: leimteike (Valkenburg), liemteike (Valkenburg) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)] III-1-2
liturgisch vaatwerk heilige vaten: hèllige vaate (Valkenburg), vaatwerk: vaatwerk (Valkenburg) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝ (Valkenburg) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeren loeren: loere (Valkenburg, ... ), lonken: lonke (Valkenburg, ... ) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: lof (Valkenburg), accemt op eerstvolgende klinker  hət l^oͅf (Valkenburg) het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
lomp paard karhengst: karheŋs (Valkenburg) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Valkenburg, ... ), longe (Valkenburg), lòng (Valkenburg), lònge (Valkenburg) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
lood inleggen afslabben met lood: āfšlabǝ męt loat (Valkenburg) Loden loketten in de voegen van het metselwerk aanbrengen. [N 32, 48b] II-9
loof blader: blaar (Valkenburg), loof: louf (Valkenburg), lover: louver (Valkenburg), louvĕr (Valkenburg, ... ), vnml: afgevallen bladeren  louver (Valkenburg) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] || loof, lover III-4-3
loof van de bieten afplukken afbladeren: āfblādǝrǝ (Valkenburg), bladeren: blārǝ (Valkenburg) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5