18051 |
litteken |
lijmteken:
leimteike (Q101p Valkenburg),
liemteike (Q101p Valkenburg)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilige vaten:
hèllige vaate (Q101p Valkenburg),
vaatwerk:
vaatwerk (Q101p Valkenburg)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̜̄kǝ (Q101p Valkenburg)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17721 |
loeren |
loeren:
loere (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
lonken:
lonke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (Q101p Valkenburg),
accemt op eerstvolgende klinker
hət l^oͅf (Q101p Valkenburg)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
karheŋs (Q101p Valkenburg)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
longe (Q101p Valkenburg),
lòng (Q101p Valkenburg),
lònge (Q101p Valkenburg)
|
long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
30548 |
lood inleggen |
afslabben met lood:
āfšlabǝ męt loat (Q101p Valkenburg)
|
Loden loketten in de voegen van het metselwerk aanbrengen. [N 32, 48b]
II-9
|
24846 |
loof |
blader:
blaar (Q101p Valkenburg),
loof:
louf (Q101p Valkenburg),
lover:
louver (Q101p Valkenburg),
louvĕr (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
vnml: afgevallen bladeren
louver (Q101p Valkenburg)
|
bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] || loof, lover
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladeren:
āfblādǝrǝ (Q101p Valkenburg),
bladeren:
blārǝ (Q101p Valkenburg)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|