23970 |
onzedigheid |
onzedigheid:
onzedigheid (Q101p Valkenburg)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
Oze Vader (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29004 |
onzichtbaar naaien |
blind naaien:
blent nię (Q101p Valkenburg)
|
Naaien zonder zichtbare naden. [N 59, 70; N 62, 15c; N 59, 59]
II-7
|
20557 |
ooft |
boomspijs:
boumschpies (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
kets:
ketsch (Q101p Valkenburg),
kitsen:
kietsjə (Q101p Valkenburg),
ooften:
euf (Q101p Valkenburg),
euft (Q101p Valkenburg),
èùvə (Q101p Valkenburg)
|
appel- en perensiroop || gedroogde appels of peren || gedroogde stukjes appel of peer || gekookte appels || ooft, gedroogd fruit || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20736 |
ooftvlaai |
appelenvla:
Eigen phonetische
appələvlaa (Q101p Valkenburg),
zwarte vla:
zwarte vla (Q101p Valkenburg)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
aug (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
o.ugə (Q101p Valkenburg),
oug (Q101p Valkenburg)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
28875 |
oog van de naald |
oog:
ǫwx (Q101p Valkenburg)
|
De opening van de naald waardoorheen men de draad steekt. [N 59, 11b; Gi 1.IV, 13b; monogr.]
II-7
|
33935 |
oogkleppen |
oogkleppen:
ǫu̯xklɛpǝ (Q101p Valkenburg)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|
17595 |
ooglid |
deksel:
deksel (Q101p Valkenburg),
ooglid:
auchliet (Q101p Valkenburg),
auglid (Q101p Valkenburg)
|
oog: ooglid [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33023 |
oogst -opbrengst |
knop:
knup (Q101p Valkenburg),
oogst:
[oogst] (Q101p Valkenburg),
schaar:
šǭr (Q101p Valkenburg)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|