id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30687 | puimsteen | puimsteen: pømštęjn (Valkenburg) | Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9 |
18110 | puistjes | brobbels: broebel (Valkenburg), broebele (Valkenburg), broebelee (Valkenburg), bultjes: bultsches (Valkenburg), puistjes: moeilijk leesbaar puiskes (Valkenburg), pukkeltjes: puukĕlkĕs (Valkenburg) | puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2 |
18693 | pullover | pullover: pullover (Valkenburg) | pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3 |
28876 | punt van de naald | punt: pønt (Valkenburg) | [Gi 1.IV, 13c] II-7 |
32879 | punt van het blad van de zeis | punt: pønt (Valkenburg) | De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3 |
25014 | punt, stip | punt: (van de nuu, tup). punt (Valkenburg) | punt [SGV (1914)] III-4-4 |
29959 | punthamertje | penhamer: pęnhāmǝr (Valkenburg) | Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c] II-9 |
18615 | puntmuts | puntmuts: puntmutsch (Valkenburg), tuit: teut (Valkenburg) | hoge spitse muts || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3 |
17594 | pupil | pupil: pupil (Valkenburg) | Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1 |
30086 | put | ingedeukt: eŋgǝdø̄k (Valkenburg) | Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a] II-9 |