34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
kip:
kip (Q101p Valkenburg),
kip, kip:
kip, kip (Q101p Valkenburg),
piet, piet, piet:
pit, pit, pit (Q101p Valkenburg),
pik, pik:
pek, pek (Q101p Valkenburg),
ties:
tis (Q101p Valkenburg),
tiet, tiet:
tit, tit (Q101p Valkenburg)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
kom dè:
kǫm dɛ (Q101p Valkenburg),
moets:
mutš (Q101p Valkenburg),
moetsje dè:
mutškǝ dɛ (Q101p Valkenburg),
moetsje dè dè:
motškǝ dę dę (Q101p Valkenburg),
mutškǝ dę dę (Q101p Valkenburg),
muttetje:
mutǝkǝ (Q101p Valkenburg)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus:
kyš (Q101p Valkenburg),
kȳš (Q101p Valkenburg),
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q101p Valkenburg),
kuusje:
kyškǝ (Q101p Valkenburg)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kom hier dè:
kumī dɛ (Q101p Valkenburg),
moetsje dè:
mutškǝ dę (Q101p Valkenburg)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kip, kip, kip:
kip, kip, kip (Q101p Valkenburg),
piet, piet:
pit, pit (Q101p Valkenburg),
pikje, pikje:
pekskǝ, pekskǝ (Q101p Valkenburg),
ties, ties, ties:
tis, tis, tis (Q101p Valkenburg),
tiesje, tiesje:
tiskǝ, tiskǝ (Q101p Valkenburg),
tiet, tiet:
tit, tit (Q101p Valkenburg),
tiet, tiet, tiet:
tit, tit, tit (Q101p Valkenburg)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus:
kyš (Q101p Valkenburg),
kȳš (Q101p Valkenburg),
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q101p Valkenburg)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q101p Valkenburg),
lemmen, lemmen:
lęmǝ, lęmǝ (Q101p Valkenburg),
lieme, lieme:
limǝ, limǝ (Q101p Valkenburg)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lemmen, lemmen:
lęmǝ, lęmǝ (Q101p Valkenburg),
schaap:
šǭp (Q101p Valkenburg)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope (Q101p Valkenburg)
|
roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
hummelen:
hømǝlǝ (Q101p Valkenburg),
joechelen:
juxǝlǝ (Q101p Valkenburg),
schruivelen:
šruvǝlǝ (Q101p Valkenburg)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|