21272 |
stad |
stad:
sjtad (Q101p Valkenburg),
štat (Q101p Valkenburg)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
hellebaard:
hèllebaard (Q101p Valkenburg)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (Q101p Valkenburg)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
halsband:
hau̯s˱bant (Q101p Valkenburg),
strang:
štraŋk (Q101p Valkenburg)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
19548 |
stallantaarn |
stallucht:
stallantaarn
schtalluch (Q101p Valkenburg)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21135 |
stallen |
kapittelstoelen:
kapiettelsjteul (Q101p Valkenburg)
|
De koorbanken aan de zijkanten van het priesterkoor [stallen, stalles, koorstallen, koorstoelen, kanunnikenbanken]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33369 |
stalpalen |
kribhouter:
(enk)
krøphǫu̯t (Q101p Valkenburg)
|
De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.]
I-6
|
24579 |
stam van de boom |
droum:
tromp, tronk, treef, droum hebben dezelfde wortel. (mndl. tram, balk), (ohgd. taere, teere), (got-triu, dro, tree), (hgd. Tram. (gr. dendro)
droum (Q101p Valkenburg),
stam:
sjtam (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
stok:
schtok (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
boomstam || boomstam, zover hij zaagbaar is || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] || stam
III-4-3
|
24728 |
stam van de knotwilg |
wijden:
wiej (Q101p Valkenburg)
|
de ± 2 m. hoge stam van de knotwilg [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
21057 |
stampen |
kwetsen:
kwetsche (Q101p Valkenburg)
|
tot brei maken
III-2-3
|