34289 |
tuieren |
aan het spanhout spannen:
ān ǝt španhǫu̯t španǝ (Q101p Valkenburg),
spannen:
španǝ (Q101p Valkenburg)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34296 |
tuierhamer |
houten hamer:
hǫu̯tǝn hāmǝr (Q101p Valkenburg)
|
De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15]
I-11
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
zeel:
zęi̯l (Q101p Valkenburg)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
hoaf (Q101p Valkenburg),
koolhof:
kōͅləf (Q101p Valkenburg),
weitje:
wètsche (Q101p Valkenburg)
|
hof [SGV (1914)], [ZND 04 (1924)] || kleine tuin
III-2-1
|
33506 |
tuinbonen |
labbonen:
labboan (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
morenbonen:
Vgl. moor = moeras. (fr. fève de marais)
mooreboin (Q101p Valkenburg),
paardsbonen:
pèrsjboan (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
wollebonen:
wulleboin (Q101p Valkenburg),
wortelbonen:
eertijds mooreboin, eigenl. moerboon, moerasboon (fr. fève de marais), werd later het eerste lid moore verwisseld met duits mohr = wortel, waardoor wortelboin ontstond
wortelboin (Q101p Valkenburg)
|
Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] || tuinboon || tuinboon, roomse boon
I-7
|
19749 |
tuinhuisje |
rammelaar:
remmelèèr (Q101p Valkenburg),
zomerhuisje:
zomerhuuske (Q101p Valkenburg)
|
priëel [SGV (1914)] || tuinhuis uit takken
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kervel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bomkwekər (Q101p Valkenburg)
|
[RND 08]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
lemen muur:
lęjmǝ mūr (Q101p Valkenburg)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
18710 |
tuinwant |
doornhaas:
deure heissche (Q101p Valkenburg),
deūn heissche (Q101p Valkenburg),
tuinhaas:
tuunhèjsch (Q101p Valkenburg)
|
lederen handschoen die gebruikt wordt bij het werken aan eene doornhaag || wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|