19492 |
vaatdoek |
potdoek:
schôtelplak waarmee men wast
potdook (Q101p Valkenburg),
schotelplag:
schotelplak (Q101p Valkenburg),
schotelsplag:
šōtəlsplak (Q101p Valkenburg),
de doek waarmee wordt afgewassen
sjotelsplak (Q101p Valkenburg)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) invamen:
dǝ nǫalt envē̜mǝ (Q101p Valkenburg),
dǝ nǭlt envē̜mǝ (Q101p Valkenburg),
(de/een) naald(e) vamen:
dǝ nǭlt vāmǝ (Q101p Valkenburg),
invamen:
envēmǝ (Q101p Valkenburg),
envē̜mǝ (Q101p Valkenburg),
vamen:
vē̜mǝ (Q101p Valkenburg)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
pa:
pa (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening; benaming werd vroeger bij de boeren gebruikt
ba (Q101p Valkenburg),
vgl. de opgave "auba"(trefwoord "opa") bij vraag 014
ba (Q101p Valkenburg),
pap:
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
pap (Q101p Valkenburg),
papa:
cf. VD s.v. "pappa
pappa (Q101p Valkenburg),
vader:
vader (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
vadər (Q101p Valkenburg)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
t vagevuur (Q101p Valkenburg),
vagevuur (Q101p Valkenburg)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
kling:
kleŋ (Q101p Valkenburg)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
30177 |
vakwerkbouw |
vakwerk:
vakwęrǝk (Q101p Valkenburg)
|
Bouwwijze die zich kenmerkt door het feit dat het muurwerk ervan is samengesteld uit een geraamte van staande, liggende en soms ook diagonaal lopende houten balken. Zie ook afb. 46. Bij de vakwerkbouw ging men als volgt te werk. Rechtop in de grond plaatste men ruw behakte, houten balken langs de hele omtrek van het te bouwen huis. Daar tussenin spande men regels, horizontaal lopende balken. Tussen deze regels werd een vlechtwerk van latten en twijgen bevestigd. Hierover smeerde men vervolgens een laag leem waardoor koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens- of mensenhaar was gemengd. Nadat deze eerste leemlaag was gedroogd, werd meestal nog een tweede laag aangebracht, die glad werd afgewerkt. Wanneer ook deze laag droog was, werd het geheel met kalk gewit. In plaats van een vlechtwerk werd ook wel metselwerk tussen de balken aangebracht. De balken werden in een aantal plaatsen zwart geverfd. In Q 208 noemde men dit: 'zwarten' ('šw'tsǝ'). Het onderste gedeelte van de muren, in Q 121 'sokkel' ('zǫkǝl') genoemd, werd met teer zwart gemaakt. Sommige invullers (bijvoorbeeld uit Q 20 en Q 113) vermelden ook het gebruik van een natuur- of bakstenen fundament waarop het raamwerk werd geplaatst. In Q 20 werd zo'n gemetselde fundering met de term 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') en in Q 196 en Q 196a met 'gescheut' ('gǝšø̄j') aangeduid. Volgens Lochtman (pag. 28) was het nadeel van dit soort behuizingen dat er zich vaak wandluizen in de leem nestelden. In Q 121 werden dergelijke huizen dan ook geringschattend 'wantsenboeden' ('wantsǝbūdǝ') genoemd. [N 31, 45a; N 4A, 52f; monogr.; Vld]
II-9
|
21968 |
valdeur aan duiventil |
dreng:
dreng (Q101p Valkenburg)
|
2. Traliedeurtje aan een duivenslag.
III-3-2
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rol:
rol (Q101p Valkenburg),
store (fr.):
sjtoar (Q101p Valkenburg)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
18658 |
valhoedje |
valhoedje:
valheutsche (Q101p Valkenburg)
|
hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (Q101p Valkenburg)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|