e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vallende tand trap: trap (Valkenburg), vallende tand: valǝndǝn tant (Valkenburg) k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.] II-9
vals finesse (fr.): fines (Valkenburg), cf. VD (fr.) s.v. "finesse"0.7 = sluwheid  finès (Valkenburg), vals: valsj (Valkenburg) vals (bn.) || valsch [SGV (1914)] III-1-4
vals spelen foetelen: Vgl. mndl. "het futselboeck zoeken", uitweg zoeken uit oneerlijke zaken.  foetele (Valkenburg) Valsch spelen, bedriegen. III-3-2
valse plooi valse plooi: valsǝ ploa (Valkenburg) Valse plooi of vouw, die er niet hoort. [N 62, 48; MW] II-7
valsspeler foetelaar: foetelèèr (Valkenburg) Bedrieger. III-3-2
valsteiger valstelling: val[stelling] (Valkenburg) Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9
van de duivel bezeten met de duivel bezeten: mèt dn duvel bezaete (Valkenburg) Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)] III-3-3
van de leg afraken van de leg af zijn: van dǝ leg āf zēn (Valkenburg) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van veren wisselen ruizelen: rȳzǝlǝ (Valkenburg) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vange (Valkenburg), vangen (Valkenburg), vangë (Valkenburg), vangə (Valkenburg) vangen [DC 02 (1932)], [ZND 25 (1937)] III-1-2