26650 |
vat |
vat:
vāt (Q101p Valkenburg
[(circa 20 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32344 |
vat, ton (naar inhoud) |
aam:
ǭm (Q101p Valkenburg),
anker:
aŋkǝr (Q101p Valkenburg)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.]
II-12
|
25844 |
vatwasmachine |
spoelmachine:
špø̄Imǝšin (Q101p Valkenburg),
wichs:
wiks (Q101p Valkenburg),
wichsmachine:
wiksmǝšin (Q101p Valkenburg)
|
Toestel om biervaten te wassen. [N 35, 89 add.]
II-2
|
25845 |
vatwasserij |
schwankhal:
šwaŋkhal (Q101p Valkenburg)
|
De plaats waar de vaten worden schoongemaakt. [N 35, 89; monogr.]
II-2
|
25806 |
vatwig |
sluiters:
šlētǝrs (Q101p Valkenburg)
|
Driehoekig houten blok dat verhindert dat de gistvaten kunnen gaan schuiven. [N 35, 74; monogr.]
II-2
|
34313 |
vazelzeug |
vazelvarken:
vāsǝlvɛrkǝ (Q101p Valkenburg)
|
Zeug die men in de wei laat lopen, zonder ze te willen vetmesten of voor de fok te gebruiken. Volgens de informant van Q 158a wordt dit varken in reserve gehouden als fokzeug. Het WNT (XVIII p. 956 s.v. vazelvarken) geeft als eerste betekenis "fokvarken" en als tweede "mager varken". Een vazelvarken wordt ook wel met opzet schraal gevoerd om het voor het fokken te gebruiken, naderhand ook om het gedurende de winter in leven te houden en dan tegen het voorjaar te gaan mesten (z. WNT XVIII p. 952 s.v. vazel III 3). [JG 1c, 1d, 2c; NE 2.I.8; N C, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
biǝstǝ (Q101p Valkenburg),
bīǝstǝ (Q101p Valkenburg),
vee:
veę (Q101p Valkenburg),
vię (Q101p Valkenburg),
viǝ (Q101p Valkenburg),
vēi̯ (Q101p Valkenburg)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
aantrekken:
āntrękǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
gusselen:
gössələ (Q101p Valkenburg),
peken:
peekə (Q101p Valkenburg),
zuipen:
zoepe (Q101p Valkenburg),
zōēpə (Q101p Valkenburg)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || zuipen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
18373 |
veel te grote schoen |
bootje:
beutsches (Q101p Valkenburg)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|