e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerin boerin: buren (Valkenburg), dees boerin (Valkenburg), die boerin (Valkenburg) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]boerin [deze ~ ] [SGV (1914)] || boerin [die ~] [SGV (1914)] I-6, III-3-1
boertje boertje: buurke laote (Valkenburg) boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2
boertje, kleine boer osseboer: ǫsǝbūr (Valkenburg) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
boete boete: boette (Valkenburg) Boete [de boes]. [N 96D (1989)] III-3-3
boezeroen stoepje: stupke (Valkenburg) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3
bof bof: bof (Valkenburg) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bokking bokkem: bökkəm (Valkenburg, ... ) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bokstaan bij haasje-over te bok staan: te boek staon (Valkenburg) Langs handen en schouders laten op klimmen. Bok staan. III-3-2
bolderik kruk: -  kruk (Valkenburg), agrostemna. ndl. krok is een kleine wikke in het koren, terwijl limb. kruk een hoge plant is met paarse kelk  kruk (Valkenburg), krukken: krøkǝ (Valkenburg) Agrostemma githago L. Een vroeger vrij algemeen, maar nu zeldzaam voorkomend giftig onkruid op akkers en in korenvelden met een ruwbehaarde kelk en bloemen, die paars of purper (zelden wit) van kleur zijn. Het bloeit in juni en juli en wordt 20 tot 100 cm hoog. [A 60A, 58; monogr.] || bolderik I-5, III-4-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoot (Valkenburg) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3