21665 |
verzetten |
verzetten:
(= omzetten van goederen).
verzette (Q101p Valkenburg)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzōēme (Q101p Valkenburg)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
vesper (Q101p Valkenburg),
accent op eerstvolg. klinker
də v^ɛspər (Q101p Valkenburg),
vespers (<lat.):
vesper (Q101p Valkenburg)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezoal (Q101p Valkenburg),
vest:
ves (Q101p Valkenburg),
wambuis:
wammes (Q101p Valkenburg)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)] || wambuis, vest
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
vestentasje:
vestetèschke (Q101p Valkenburg)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19766 |
vetkaars |
roetkaars:
reutkèèrts (Q101p Valkenburg)
|
vetkaars
III-2-1
|
34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (Q101p Valkenburg),
schikken:
sxekǝ (Q101p Valkenburg)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q101p Valkenburg)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
24057 |
viaticum |
teerspijs:
taersjpies (Q101p Valkenburg)
|
De H. Communie als teerspijs voor een stervende, viaticum. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23910 |
vier uitersten |
uitersten:
de uutersjte van de miensj (Q101p Valkenburg)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|