34202 |
wormbulten |
angelsbouten:
(enk)
aŋǝlsbǫu̯t (Q101p Valkenburg)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21096 |
wormsteek (subst.) |
worm:
wörm (Q101p Valkenburg)
|
wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
21014 |
wormstekig |
de worm in:
de wörrem in (Q101p Valkenburg),
wormstekig:
wurmstèkig (Q101p Valkenburg),
wörmsjèkig (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
wörmstjèkig (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
wörremsjtèèkig (Q101p Valkenburg)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] || wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
woorsch (Q101p Valkenburg)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
weren:
ps. er staat alleen z. (voor zich moet het zich of zÈch zijn? (beide vormen worden nl. in deze vragenlijst gebruikt!)
zich wêre (Q101p Valkenburg),
worstelen:
worstele (Q101p Valkenburg),
wrastelen:
Kil.: wrastelen.
vraatschele (Q101p Valkenburg)
|
worstelen [SGV (1914)] || Worstelen.
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
seziezebreudje (Q101p Valkenburg)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25766 |
wort |
wort:
wǫrt (Q101p Valkenburg)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|
25776 |
wort koelen |
afkoelen:
āfkø̄lǝ (Q101p Valkenburg)
|
De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.]
II-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q101p Valkenburg)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|