30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
kleŋk (Q101p Valkenburg)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
18035 |
diarree |
afgang:
aafgank (Q101p Valkenburg),
dunne, de -:
dunne (Q101p Valkenburg)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
deef (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
dief [DC 11 (1942)], [SGV (1914)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
plateel:
plətīal (Q101p Valkenburg),
tablet:
tablet (Q101p Valkenburg),
tableͅt (Q101p Valkenburg)
|
dienblad [DC 27 (1955)] || presenteerblad
III-2-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deens (Q101p Valkenburg)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
23797 |
dienst van goede vrijdag |
houten mis:
houte mès (Q101p Valkenburg)
|
De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (Q101p Valkenburg)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
beest:
biès (Q101p Valkenburg),
dier:
deer (Q101p Valkenburg),
prij:
prie (Q101p Valkenburg)
|
beest || dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (Q101p Valkenburg),
batse (Q101p Valkenburg),
bovenbeen:
bovebein (Q101p Valkenburg),
dij:
die (Q101p Valkenburg),
diee (Q101p Valkenburg),
diej (Q101p Valkenburg),
dik van het been:
diek van het bein (Q101p Valkenburg)
|
dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|
20532 |
dik worden |
stijven:
sjtīēvə (Q101p Valkenburg)
|
dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|