23794 |
donkere metten |
duistere metten:
duuster mette (Q101p Valkenburg)
|
De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
duuvelshaor (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
dons v jonge vogels || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
doid (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
doit (Q101p Valkenburg),
dood (Q101p Valkenburg),
doàd (Q101p Valkenburg),
dôôt (Q101p Valkenburg)
|
dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
doad (Q101p Valkenburg)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
doadskies (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
doidskis (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
doodskiest (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
zerk:
zerk (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
zerrek (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodshemd:
doidshumme (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
doodshumme (Q101p Valkenburg),
doodskleed:
doədskleid (Q101p Valkenburg),
Van goedkope zijde, met kruis erin geborduurd.
doədskleid (Q101p Valkenburg),
gewaad, papieren -:
papieren gewaad (Q101p Valkenburg),
lijkendoek:
liekendook (Q101p Valkenburg)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
doadsklok (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] || Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23958 |
doodzonde |
doodzonde:
doadzung (Q101p Valkenburg)
|
Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17787 |
doof |
doof:
douf (Q101p Valkenburg)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
19590 |
doofpot |
amerenpot:
aomberepot (Q101p Valkenburg),
blusketel:
bluskèètel (Q101p Valkenburg),
hoeierpot:
hoeijerpot (Q101p Valkenburg)
|
doofpot || lollepot, bekken met glimmende kolen || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)]
III-2-1
|