e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Valkenburg) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glaas (Valkenburg), glās (Valkenburg), schopje: schupke (Valkenburg) drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || klein bierglas, halve pint III-2-1
drinkglas met voet roemer: reümer (Valkenburg) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkpoel: dreŋkpōl (Valkenburg), poel: pōl (Valkenburg) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem droesem: drŏĕsəm (Valkenburg), moersel: muursel (Valkenburg) droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge verfstoffen blijwit: blīwet (Valkenburg) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
drogen, droog worden (van gemaaid gras) hooien: hø̜i̯ǝ (Valkenburg) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard zatlap: zaatlap (Valkenburg), zuiplap: zōēplap (Valkenburg, ... ) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken votzat: votzaat (Valkenburg), zat: zaat (Valkenburg, ... ), zat wie een maleier: zaat wie ène Maleier (Valkenburg), zat wie een ui: zaat wie ein un (Valkenburg), zat wie een vot: zaat wie èn vot (Valkenburg) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een stuk in de kont hebben: e schtök in de kont höbbe (Valkenburg), hem om hebben: m öm höbbe (Valkenburg), kachel zijn: kachel zin (Valkenburg), sterrenzat zijn: schteere zaat zeen (Valkenburg) dronken [N 10 (1961)] III-2-3