e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q166p plaats=Vechmaal

Overzicht

Gevonden: 1244
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peettante paat: pōͅ:wt (Vechmaal), pât (Vechmaal) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
penis van de stier schacht: šā.x (Vechmaal) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
pens bladermaag: blērmāx (Vechmaal) De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15] I-11
pet: algemeen klak: klak (Vechmaal), muts = zonder klep  klak (Vechmaal), muts: muts = zonder klep  muts (Vechmaal) pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
petekind petekind: petəkɛi̯nt (Vechmaal) petekind [ZND 11 (1925)] III-2-2
peterselie petersel: peͅi̯tərse.l (Vechmaal) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) schaal: šuəl (Vechmaal) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: puələ (Vechmaal) [Goossens 1b (1960)] I-7
pijn pijn: pi:in (Vechmaal), pijn (Vechmaal) pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pikbinder zichtmachine: zī.x[machine] (Vechmaal) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4