22655 |
drijftol |
houwdop:
how dop (Q166p Vechmaal),
jaagdop:
jāxdoͅp (Q166p Vechmaal)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
drē̜ ̞ŋkbák (Q166p Vechmaal),
dręŋkbak (Q166p Vechmaal)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glōͅ.əs (Q166p Vechmaal)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
25128 |
droog weer |
droog:
dreug (Q166p Vechmaal),
drujch (Q166p Vechmaal),
Algemene opmerking: lijst grotendeels omgespeld volgens IPA!
drøͅjx (Q166p Vechmaal)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droog (bijvgl. nmw.):
drø̜u̯x (Q166p Vechmaal)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
vochtig (weer):
vaochtig (Q166p Vechmaal),
vaochtig weer (Q166p Vechmaal)
|
kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
Pl. [dòuve]
dòuf (Q166p Vechmaal)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dō.fhōͅə.s (Q166p Vechmaal),
dǫu̯fhǭǝ.s (Q166p Vechmaal)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
val:
val (Q166p Vechmaal),
vàl (Q166p Vechmaal)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
17895 |
duwen |
duwen:
daoə (Q166p Vechmaal)
|
duwen [RND]
III-1-2
|