20855 |
eten (ww.) |
eten:
ĭĕ-itə (Q166p Vechmaal)
|
eten [RND]
III-2-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
balans:
blã.ns (Q166p Vechmaal),
warsschei:
jā.sšęi̯ (Q166p Vechmaal)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
20172 |
familie |
familie:
famīēlə (Q166p Vechmaal, ...
Q166p Vechmaal),
famĭĕl’a (Q166p Vechmaal)
|
familie [ZND 11 (1925)] || verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21127 |
fiets |
velo:
de twie velos kruisse mekander (Q166p Vechmaal),
vélo (Q166p Vechmaal)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || fiets [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijgdoek:
zęi̯x˱duk (Q166p Vechmaal)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
30800 |
flank |
flank:
flā.ŋk (Q166p Vechmaal)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fissele (Q166p Vechmaal)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
33755 |
fokmerrie |
kweekpaard:
kwikpi̯ā.t (Q166p Vechmaal),
veulensmerre:
vø̄.lǝsmęrǝ (Q166p Vechmaal)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
baggenzoog:
bágǝzou̯.x (Q166p Vechmaal),
kweekzoog:
kwēksou̯.x (Q166p Vechmaal)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
20143 |
fopspeen |
fots:
foets (Q166p Vechmaal)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|