e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
herstemmen opnieuw stemmen: opnie stumme (Velden) opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)] III-3-1
hert, ree ree: rie (Velden) Ree, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)] III-4-2
het hooi is binnen is bij mekaar: is bij mekaar (Velden), is binnen: es˱ benǝ (Velden) Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127] I-3
het kalf afdraaien machine gebruiken: mǝšīn gǝbrūkǝ (Velden) Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a] I-11
het land aftreden aftreden: aftrę̄i̯ǝ (Velden) Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.] I-1
het paard leiden leiden: lē̜i̯ǝ (Velden) Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.] I-10
het vuur doven blussen: blusse(n) (Velden), doven: ⁄t veur douve (Velden), ⁄t veu‧r dauve (Velden), laten uitgaan: laoten oetgaon (Velden, ... ) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)] III-2-1
hete bliksem hete bliksem: Syst. WBD  heite bliksum (Velden), heiten bliksem (Velden) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heten heten: heitte (Velden), hēīte (Velden) heeten [SGV (1914)] || heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukeling halve opper: halvǝ ø̜pǝr (Velden), hoopje: hø̜pkǝ (Velden), weerhoopje: węi̯rhøpkǝ (Velden) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3