21713 |
herstemmen |
opnieuw stemmen:
opnie stumme (L268p Velden)
|
opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24321 |
hert, ree |
ree:
rie (L268p Velden)
|
Ree, zonder onderscheid van geslacht [N 94 (1983)]
III-4-2
|
32952 |
het hooi is binnen |
is bij mekaar:
is bij mekaar (L268p Velden),
is binnen:
es˱ benǝ (L268p Velden)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
34175 |
het kalf afdraaien |
machine gebruiken:
mǝšīn gǝbrūkǝ (L268p Velden)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
aftrę̄i̯ǝ (L268p Velden)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lē̜i̯ǝ (L268p Velden)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
19415 |
het vuur doven |
blussen:
blusse(n) (L268p Velden),
doven:
⁄t veur douve (L268p Velden),
⁄t veu‧r dauve (L268p Velden),
laten uitgaan:
laoten oetgaon (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
Syst. WBD
heite bliksum (L268p Velden),
heiten bliksem (L268p Velden)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
heitte (L268p Velden),
hēīte (L268p Velden)
|
heeten [SGV (1914)] || heten [DC 37 (1964)]
III-2-2
|
32923 |
heukeling |
halve opper:
halvǝ ø̜pǝr (L268p Velden),
hoopje:
hø̜pkǝ (L268p Velden),
weerhoopje:
węi̯rhøpkǝ (L268p Velden)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|