23323 |
joden |
joden:
joede (L268p Velden)
|
joden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
⁄t kienk is nog jonk (L268p Velden)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
kale jongen (mv.):
kale joonge (L268p Velden)
|
nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (L268p Velden),
jònk (L268p Velden),
ideosyncr.
joong (L268p Velden),
klein beestje:
klein biesje (L268p Velden)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (ve dier) [SGV (1914)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
I-11, III-4-2
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
joŋ (L268p Velden),
jǫŋk (L268p Velden)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L268p Velden),
bax (L268p Velden),
baggen (mv.):
bage (L268p Velden),
baqǝ (L268p Velden),
bagje:
bęxskǝ (L268p Velden),
bɛkskǝ (L268p Velden),
kiertje:
kirkǝ (L268p Velden)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
24304 |
jonge brasem |
bliek:
ideosyncr.
blik (L268p Velden)
|
De jonge brasem is zilverglanzend (bleek, bliek) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
pieper (L268p Velden)
|
Hoe heet een jonge duif, nog te jong om mee te spelen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gāskǝ (L268p Velden),
ganskuiken:
gāskȳkǝ (L268p Velden)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitenlam:
gęi̯tǝlām (L268p Velden),
lam:
lām (L268p Velden),
liempje:
limkǝ (L268p Velden)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|