23334 |
kerkwaarts |
naar de kerk:
noa de kèrk (L268p Velden)
|
kerkwaarts [SGV (1914)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kɛrməs (L268p Velden)
|
kermis [RND]
III-3-2
|
22894 |
kermis op sacramentsdag |
pinksterkermis:
zondag na pinksteren
pinster kermis (L268p Velden)
|
kermis op sacramentsdag [VC 33 (1967)]
III-3-2
|
22662 |
kermismuziek |
muziek:
muziek (L268p Velden)
|
De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
moer:
mur (L268p Velden),
sluik:
sluk (L268p Velden)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
33536 |
kern van een pit |
zaadje:
Veldens dialekt ö = eu van beurre
zötje (L268p Velden)
|
Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)]
I-7
|
24722 |
kernhout |
kern:
Veldens dialekt
kern (L268p Velden)
|
Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
Syst. WBD
kersekook (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
kersliedje (L268p Velden)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
kēͅtəlmøzik (L268p Velden)
|
Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|