18875 |
kreunen |
kermen:
kerme (L268p Velden)
|
kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
18146 |
kreupel |
lam:
laam (L268p Velden)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
24893 |
kreupelhout |
houtje:
Veldens dialekt ook wel
höltje (L268p Velden),
struikgewas:
Veldens dialekt
stroekgewas (L268p Velden)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
krib:
krub (L268p Velden)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krebǝbitǝr (L268p Velden)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
34465 |
krielkip |
krielkip:
krilkip (L268p Velden),
krieltje:
krilkǝ (L268p Velden)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (L268p Velden)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
24198 |
krijsen |
krijsen:
krijse(n) (L268p Velden)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17579 |
kroeshaar |
kroeshaar:
kroeshaor (L268p Velden)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20120 |
krols |
loops:
lups (L268p Velden),
speels:
spø̄ls (L268p Velden)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|