24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
ideosyncr.
kwab ől (L268p Velden),
kwakaal:
kwakoal (L268p Velden)
|
Hoe noemt u de puitaal: een levendbarende beenvis. Komt voor in zout water. De rug is bruinachtig en de onderzijde roodachtig. Op de rug en op de flank ligt een rij zwarte vlekken. Hij wordt tot 60cm lang (aalskwab, magaal, lomp, aalkwab, kwab, puit) [N 83 (1981)] || puitaal (kwabaal) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
ideosyncr.
kwaken (L268p Velden)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
vierdel:
vierel (L268p Velden)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
kwartel [SGV (1914)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwarte (L268p Velden),
kwartje (L268p Velden)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
24880 |
kweek |
puin:
pø̜i̯n (L268p Velden),
puinen:
pø̜i̯nǝ (L268p Velden),
-
puine (L268p Velden)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kwee (L268p Velden),
kwē (L268p Velden)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
tempteren:
tamteere (L268p Velden)
|
kwellen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
ideosyncr.
kwispele (L268p Velden),
kwispelen (L268p Velden),
met de staart schudden:
mit te stèrt schudde (L268p Velden)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
grondlaag:
een groonlaag (L268p Velden),
laag:
loag (L268p Velden)
|
laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|