e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
licht vriezen licht vriezen: ⁄t vruus lich(t) (Velden) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
licht, steenlicht balans: balans (Velden), licht: licht (Velden) De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld] II-3
lichtbonte koe bonte koe: bontǝ [koe] (Velden) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichtboom wip: wip (Velden) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3
lichtboom van de handmolen lichtboom: lichtboom (Velden) Het onder de pasbrug geplaatste balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waarmee de pasbrug op en neer kan worden bewogen. [N D, 22] II-3
lichte nevel blaak: blaok (Velden), een kleine wereld: ’t is ’n klein waerelt (Velden), nevelig: nevelig (Velden) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichtgeraakt, kregel kort geknoopt: kortgeknöpt (Velden) lichtgeraakt [SGV (1914)] III-1-4
lidmaat, ledematen lid, leden: leed (Velden) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje liecht: lich (Velden), liedje: lidje (Velden) lied [SGV (1914)] || liedje [RND] III-3-2
liederen (mv.) liedjes: lidjes (Velden) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2