26692 |
pasbrug |
lichtbalk:
lichtbalk (L268p Velden)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
kalfje:
[kalfje] (L268p Velden),
nuchter kalf:
nøxtǝr [kalf] (L268p Velden)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
26528 |
pashamer |
moker:
moker (L268p Velden)
|
De houten of ijzeren hamer waarmee de paswiggen worden vastgezet. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in a) de hamers die specifiek voor het vastzetten van de paswiggen worden gebruikt, en b) hamers die ook bij andere ambachten gangbaar zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛpaswiggenɛ.' [N O, 23m; A 42A, 29; Vds 235]
II-3
|
20749 |
pasteitje |
pasteitje:
Syst. WBD
pasteitje (L268p Velden)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pəstuər (L268p Velden)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
pasterie (L268p Velden)
|
pastorie [SGV (1914)]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
friet:
Syst. WBD
friet (L268p Velden),
patatten friet:
petatte friet (L268p Velden),
Syst. WBD
petattefriet (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
pa:tər (L268p Velden)
|
pater [RND]
III-3-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
patries (L268p Velden)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23285 |
paus |
paus:
paus (L268p Velden)
|
paus [SGV (1914)]
III-3-3
|