28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vōreŋ (L268p Velden)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
34288 |
voerschep |
nap:
nap (L268p Velden),
voerschotel:
vōrsxotǝl (L268p Velden)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
wagen:
waage(n) (L268p Velden)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
voet:
veut (L268p Velden),
voot (L268p Velden)
|
voet [SGV (1914)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (L268p Velden)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33732 |
voetgangershek |
haspel:
hāspǝl (L268p Velden)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
19384 |
voetkussen |
voetkussen:
vootkusse (L268p Velden)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (L268p Velden),
vogel (mv.):
veugel (L268p Velden)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
24590 |
vogelkers |
poepappel:
Veldens dialekt vuilboom
poepappel (L268p Velden)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24269 |
vogelmest |
vogelmest:
voogelmis (L268p Velden)
|
vogelmest (douane) [N 83 (1981)]
III-4-1
|