34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroet:
šrūt (L268p Velden),
schroethen:
sxrūthęn (L268p Velden)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
20124 |
vrouwelijke kat |
poes:
ideosyncr.
poes (L268p Velden)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hęn (L268p Velden),
kip:
kip (L268p Velden)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24455 |
vrouwelijke vis |
vis:
ideosyncr.
vis (L268p Velden)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24668 |
vrucht van de taxus |
bes:
Veldens dialekt
bessen (L268p Velden)
|
De vruchten van de taxus (snotpieke, snotbellen, snotbees). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24515 |
vrucht zetten |
vrucht zetten:
Veldens dialekt
vrucht zetten (L268p Velden)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24965 |
vuil in sloten |
rotzooi:
rotzooei (L268p Velden)
|
vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24966 |
vuil waterx |
gietwater:
gu͂twaater (L268p Velden)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17658 |
vuist |
vuist:
voes (L268p Velden)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19543 |
vuurslag |
vuurslag:
veurslaag (L268p Velden)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|