22860 |
weddenschap |
wedderij:
wɛdəri (L268p Velden)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
21906 |
wedstrijdduif |
postduif:
posdoef (L268p Velden)
|
Hoe heet de duif of duivesoort die voor het spel gebruikt wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
witvrouw (L268p Velden, ...
L268p Velden,
L268p Velden)
|
weduwe [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
widman:
witman (L268p Velden, ...
L268p Velden,
L268p Velden)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
stòf (L268p Velden)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33821 |
week in de muil |
week:
węi̯k (L268p Velden)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
21279 |
weelde |
weeld:
weld (L268p Velden)
|
weelde [SGV (1914)]
III-3-1
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
allerheiligenzomer:
#NAME?
Allerheiligenzomer (L268p Velden),
allerzielenweer:
#NAME?
Allerziele wéér (L268p Velden),
kranenzomer:
#NAME?
kranenzomer (L268p Velden),
kwakkelwinter:
#NAME?
kwakkelwinter (L268p Velden),
mat weer:
#NAME?
mat wéér (L268p Velden),
schubbig weer:
#NAME?
schubbig wëir (L268p Velden)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
weirborstel (L268p Velden)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25112 |
weerlichten |
lichten:
leejgten (L268p Velden),
weerlichten:
weirlichte (L268p Velden),
we͂rlichten (L268p Velden)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|