e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

Gevonden: 3691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek doek: dook (Velden), hij wreef zien schoon op met enne dook (Velden) doek [SGV (1914)] || Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)] III-1-3
doel goal (eng.): de gool (Velden) Het doel. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelman keeper (eng.): kieper (Velden) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): gool (Velden) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Velden), vork: vork (Velden) duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1
dolle kervel dolle kelver: dǫlǝ kęlǝvǝr (Velden) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen duwen: doewe (Velden, ... ), soppen: soppe(n) (Velden) dompelen [SGV (1914)], [SGV (1914)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: ’t dôndert (Velden), hommelen: hommele (Velden, ... ), hòmmele (Velden), ’t hômmelt (Velden) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderkruid donderkruid: gelezen als —kroed  donderbroed (Velden) donderkruid [DC 46 (1971)] III-4-3
donderslag harde donderslag: ⁄n haarde daonderslag (Velden) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4