e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

Gevonden: 3691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven droog blijven: druug blieven (Velden), t blijft over]: ’t waer heilt zich (Velden), ’t waer houdt zich (Velden), ’t wèèr helt zich (Velden), check  ’t drieft euven (Velden) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: druug (Velden), drûûch (Velden) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek vaatdoek: vāt˂dōk (Velden) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogstaan droogstaan: drȳxstǭn (Velden), drø̄xstǭn (Velden) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
dropwater suikerpek: sookerpe͂k (Velden) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer kwakkelachtig (weer): kwakelachtig wêr (Velden), miezerig (weer): miezerig (Velden), nat (weer): enne naate zomer (Velden), naat (Velden, ... ), naat we͂r (Velden), nāāt (Velden), Opm. v.d. invuller: aa veel langer dan t Nederlandse woord raad.  naat (Velden), Opm. v.d. invuller: lange a.  nāāt (Velden), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken. (of toch omspellen volgens Frings: [na\\t]?  naət (Velden), regenachtig (weer): re͂ggenechtig (Velden), vochtig (weer): voogtig (Velden), waterkoud (weer): waaterkalt (Velden), zouwelachtig weer: en zouwelegtig wéér (Velden) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || wak weer [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: druupe (Velden), hên droop van de rège (Velden), hên druup van de rège (Velden) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevetros (Velden) druiventros [SGV (1914)] I-7
drukte, gedoe gedoen: gedoon (Velden) gedoente [SGV (1914)] III-1-4
druppel drup: drao:p (Velden), ennen draop (Velden), ennen drèù‧p (Velden), druppel: druppel (Velden), ennen dröppel water (Velden) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4