21127 |
fiets |
fiets:
fiets (L268p Velden)
|
fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietse(n) (L268p Velden)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fiene hagel (L268p Velden),
fienenhagel (L268p Velden),
lichte hagel:
lichte hagel (L268p Velden)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33227 |
fijne zeef, voor pootaardappelen |
peuterzeef:
pø̄tǝrzēf (L268p Velden),
peuterzift:
pø̄tǝrzeft (L268p Velden)
|
De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b]
I-5
|
33228 |
fijnste zeef, uitschotzeef |
krielenzift:
krīlǝzeft (L268p Velden),
krielzeef:
krīlzēf (L268p Velden)
|
Soms is er nog een derde, onderste zeef, waar het "uitschot", de zeer kleine aardappelen en stukken aardappel worden afgezonderd van het afval en de losse aarde. [N 12, 34c]
I-5
|
20511 |
filet, haas |
filet:
filee (L268p Velden)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34242 |
filter in de melkzeef |
filter:
veltǝr (L268p Velden)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
24146 |
fladderen |
flodderen:
floodere(n) (L268p Velden)
|
fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20838 |
flauw |
laf:
laf (L268p Velden)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
20525 |
flensje |
koekje:
kukske (L268p Velden)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|