id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34172 | goed liggen | goed liggen: goed liggen (Velden), goed zitten: goed zitten (Velden) | Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11 |
33919 | goedaardige droes | droes: drus (Velden) | Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9 |
34120 | goede vleeskoe | klaskoe: klasku (Velden), kwaliteitkoe: kwalitɛi̯tku (Velden) | Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11 |
33024 | goede- opbrengst geven | (goed) schieten: sxitǝ(n) (Velden), (is goed) gekorend: gǝkø̄rt (Velden), (is goed) verschaard/verschoren: vǝrsxērt (Velden), vǝrsxɛ̄rt (Velden) | Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4 |
21326 | goedkoop | goedkoop: goodkoup, gòjjekoup (Velden) | goedkoop [SGV (1914)] III-3-1 |
18954 | goedzak | goedzak: gōōdzak (Velden) | goedzak [SGV (1914)] III-1-4 |
24958 | golf | golf: golf (Velden) | golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24959 | golven ww. | golven: golven (Velden) | golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)] III-4-4 |
24538 | gom | koekoekszever: Veldens dialekt koekoekzeiver (Velden) | De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] III-4-3 |
17903 | gooien | gooien: goeëje (Velden), smijten: smieten (Velden) | werpen [SGV (1914)] III-1-2 |