id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22504 | grote knikker | stuiter: stuiter (Velden) | Een grote knikker. [N R (1968)] III-3-2 |
24165 | grote lijster | lijster: liester (Velden) | grote lijster III-4-1 |
19502 | grote schoonmaak | grote schoonmaak: de groete schoenmaak (Velden), schoonmaak: de schoenmaak is achter de ruk (Velden) | de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] III-2-1 |
25234 | grote wolk | grote wolk: ⁄n gro͂ete wolk (Velden) | grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33226 | grove zeef, voor consumptieaardappelen | grove zift: grǫf zeft (Velden) | De meest grove of bovenste zeef; hierdoor worden de grootste aardappelen afgezonderd van de rest. Deze dienen voor de consumptie. Omschrijvende antwoorden als "grote zeef" zijn hier niet opgenomen. In Belgisch Limburg is zeef onzijdig en moet men voor grove zeef wel grof zeef lezen. [N 12, 34a] I-5 |
24166 | grutto | gruut: grut (Velden), gruutje: grutje (Velden), widder: onomatopee widder (Velden) | grutto || grutto (41 lange rechte bek en poten; wit in de vleugel; luidruchtig; algemeen in weiland; roep onder de pronkvlucht hoog in de lucht [grrieto, grrieto] [N 09 (1961)] III-4-1 |
18872 | gruwelijk | schrikkelijk: schrikkelijk (Velden) | gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4 |
19082 | guit | snaak: snāāk (Velden) | guit [SGV (1914)] III-1-4 |
21331 | gulden | gulden: gulde (Velden, ... ), hardkop: hartkop (Velden) | gulden [SGV (1914)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
20495 | gulzig | gulzig: gulzig (Velden) | gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3 |