31586 |
middennaafbanden |
naafbanden:
(enk)
nǭf˱bã.nt (Q091p Veldwezelt)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
24352 |
mier |
aamzeik:
hoamzeek (Q091p Veldwezelt)
|
mier
III-4-2
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (Q091p Veldwezelt),
koningen:
kię.neŋǝ (Q091p Veldwezelt)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
21745 |
mikken |
mikken:
mekə (Q091p Veldwezelt)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|
23271 |
misdienaar |
misdiender:
meͅsdeender (Q091p Veldwezelt)
|
Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
17833 |
moe |
moeg:
me:ch (Q091p Veldwezelt)
|
moe [RND]
III-1-2
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
taffelen:
taffele (Q091p Veldwezelt)
|
Moeilijk vooruit komen (schravelen, taffelen, stachelen, strompelen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
19940 |
moer |
moer:
moor (Q091p Veldwezelt),
mōr (Q091p Veldwezelt)
|
konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33556 |
moestuinx |
moostem:
mōstəm (Q091p Veldwezelt, ...
Q091p Veldwezelt,
Q091p Veldwezelt),
warmoeshof:
weremeshof (Q091p Veldwezelt)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 19B (1936)] [ZND 24 (1937)]
I-7
|
32858 |
mol |
mol:
mǫ.l (Q091p Veldwezelt
[(thans)]
),
molleshoop:
mǫ.lǝshō.p (Q091p Veldwezelt)
|
Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.]
I-3
|