20816 |
rijp |
rijp:
rīēp (Q091p Veldwezelt)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
33978 |
rijzadel |
rijzadel:
ręi̯zǭl (Q091p Veldwezelt)
|
Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
ręi̯zǝ(n) (Q091p Veldwezelt)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
18396 |
ring |
ring:
eneReengk--S (Q091p Veldwezelt)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
vamen aftrekken:
vōͅ.m ōͅftreͅkə (Q091p Veldwezelt),
zuiver maken:
zīvər mōͅkə (Q091p Veldwezelt)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]
I-7
|
24234 |
ringmus |
ringmus:
vdBerg; omgesp.
rēŋkmeͅš (Q091p Veldwezelt)
|
ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21214 |
riool |
rigole (fr.):
rigol (Q091p Veldwezelt)
|
De dikke buizen onder de grond [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33231 |
rode biet |
rode kroot:
rui̯ krōt (Q091p Veldwezelt)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
roed moos (Q091p Veldwezelt),
roet moos (Q091p Veldwezelt),
rut mōs (Q091p Veldwezelt, ...
Q091p Veldwezelt),
rutmo:s (Q091p Veldwezelt)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|