e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeisring buis: bous (Veldwezelt) Het los metalen onderdeel van de zeis, dat steel en blad te zamen houdt. Bij de ouderwetse zeis was dit onderdeel een metalen band of ring die om de zeissteel en de daartegenaan liggende arend van het blad sloot en die door middel van een spie tussen ring en arend of tussen ring en steel werd vastgeslagen. De ring was niet persé rond, maar vaak aangepast aan de vorm van het uiteinde van de steel en van de arend, en kon zodoende een vierkante of afgeplatte omtrek hebben. Bij de moderne zeisen vindt men wel een ring in de vorm van een manchet die met imbusschroeven wordt vastgezet; benamingen als slot en manchet wijzen wellicht op deze vorm van de zeisring. Zie afbeelding 4, nummer A3 en B3. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel zeis zie het lemma ''zeis''.' [N 18, 67d; JG 1a, 1b, 2c; A 14,2; L 45, 2; add. uit L 26, 18; monogr.] I-3
zemelen klijen: klęjǝ (Veldwezelt) De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen van de korrels, die na het zeven als grofste afval overblijven. In Q 99* kent men zowel zemelen als klijen. De laatstgenoemde term wordt gebruikt voor de velletjes in het zeefsel. Zie ook het lemma ɛzemelenɛ in wld II.1, pag. 83. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling op het genoemde lemma in wld II.1.' [S 45; N O, 38d; N O, 38e; JG 1a; JG 1b; JG 2c; Vds 250; Jan 141; Coe 219; Grof 249; monogr.] II-3
zenuw zenuw: zeenuwees (Veldwezelt) Zenuw (zenuf, zeen, nerf). [N 109 (2001)] III-1-1
zeven met de handzeef zeven: zē̜vǝ (Veldwezelt) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zich aankleden aandoen: zich aondoe.n (Veldwezelt), aankleden: zich aonklēje (Veldwezelt) Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zich bemoeien met moeg maken: meug maoken (Veldwezelt), moeien: meeije (Veldwezelt) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich niet lekker voelen niet wie hij moet zijn: nit weij h`r mŏŏt zīēn (Veldwezelt) hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: wēnsǝlǝ (Veldwezelt) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich verkleden omkleden: zich imklēje (Veldwezelt) Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zich warm aankleden warm aandoen: zich wērrem aondoe.n (Veldwezelt) Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3